donderdag 12 november 2009

Zwarte Dood, kunst en cultuur

In het kader van de cultuurgeschiedenis verdiep ik mij in de gevolgen van de Zwarte Dood voor de kunst en cultuur in Noord-Italië. Zo, nou heb ik al heel wat begrippen tegen u aangegooid, zoals 'Zwarte Dood' en 'Noord-Italië'. U hebt er vast een idee bij, en ik ook. De vraag is natuurlijk of die ideeën corresponderen. Waar Noord-Italië nog bediscussieerd of geografisch bepaald kan worden is 'de Zwarte Dood' natuurlijk een iets ongrijpbaarder begrip. Toch? Iedereen weet er wel van. Europa wordt geraakt door een pestplaag, overgebracht door vlooien (dat is wat we nu weten). Zo'n 33% van de bevolking komt om, met gemiddelde verschillen tussen gebieden en tijdvakken. In de Noord-Italiaanse steden stierf bijvoorbeeld soms 50% (Siena) of meer bij de eerste uitbraak. Hier heeft de Zwarte Dood dus een grotere impact gehad. Politieke, sociale en economische verhoudingen werden verstoord en vernieuwd. In mijn bescheiden onderzoek richt ik me echter op het debat over de culturele invloed van de Zwarte Dood.

Ook hier zou je kunnen stellen dat een ramp als de Zwarte Dood, van apocalyptische proporties (Boccaccio) zijn invloed op kunst en cultuur heeft gehad. In zekere zin wel. Toch zijn er nuances aan te brengen. In zijn boek Medieval death: ritual and representation spreekt Paul Binski over endogenous and exogenous factors voor veranderingen in de cultuur: exogenous verwijst naar externe beïnvloeding (een shock als de Zwarte Dood) en endogenous verwijst naar oorzaken binnen de eigen cultuur. (1) Zijn eigen voorkeur gaat hierbij uit naar endogene factoren: 'To put it another way: the inpact of exogenous shocks to a culture or an economy is linked inexorably to endogenous response - cultures respond in certain ways to events because they are already predisposed to do so'. (2) Binski haalt er dus een mooie anthropologische theorie bij om zijn betoog te ondersteunen. Wordt hier dan de invloed van de Zwarte Dood compleet onderuit geschoffeld? Dat is nog maar de vraag natuurlijk, binnen een endogeen model heeft zo'n shock alsnog veel invloed. Maar het interessante is juist dat deze stellingname nieuwe perspectieven opent. Als de cultuur van het macabere, het uitbeelden van de dood, niet voorkomt uit die ene grote exogene schok, waar dan wel vandaan?

Verschillende pogingen zijn al gedaan om deze cultuur te analyseren. Een van de beroemdere voorbeelden is natuurlijk Johan Huizinga's Herfsttij der Middeleeuwen: de cultuur van het macabere komt voort uit het afsterven van een cultuur, die van de Middeleeuwen. Mensen dachten meer en meer in extremen, hoogten en diepten van het menselijk bestaan. Niet alleen het leven zelf werd verheerlijkt en gekoesterd, de dood werd op gruwelijke wijze in beeld gebracht en voortdurend beleefd. Een andere bekende verklaring is die van Jean Delumeau in zijn boek Sin and fear: The emergence of a Western guilt culture 13th-184h centuries (vertaald uit het Frans door Eric Nicholson). Delumeau gaat uit van een veel langer proces en ziet het macabere als uiting van een zeer ontwikkelde schuldcultuur, verbonden met een groeiend besef van de eigen individu. Van 'mensen gaan dood' naar 'ik ga dood!' zeg maar. Zeer interessante materie waarin ik me de komende weken hoop te verdiepen. Wellicht dat ik een goed beeld krijg van het debat over de Middeleeuwse cultuur en stiekem ook iets meekrijg van die cultuur zelf, al is het natuurlijk bijna onmogelijk om me als 21e-eeuwse Hollander in te leven in de gemiddelde laat-Middeleeuwse Italiaan die zijn halve stad heeft zien afsterven. Wie weet, volgens Binski zijn er best paralellen te trekken, zoals de afkeer van dood en ouderdom, glorificatie van het leven en de jeugd, maar toch ook weer de fascinatie met het lugubere in films, boeken en games.

Wie soll'n t zain ja.

Ursa


Noten:

1. Paul Binski, Medieval death: ritual and representation (Londen 1996) 126.
2. Ibidem, 129.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten